3:1 | Wee die stad van stromen bloed,- een en al leugen is zij, vol van verscheuring, het roven wijkt niet!
|
3:2 | Het geluid van een zweep, het geluid van een wiel dat ratelt,- een paard dat draaft, een wagen die hotst,
|
3:3 | ruiterij die oprukt, het vlammen van een zwaard en het bliksemen van een lans; een overvloed aan doorboorden, een vracht lijken,- en geen einde aan de lichamen, ze struikelen over de lichamen,-
|
3:4 | door de overvloed aan hoererijen van die hoer, zo goed en gracieus, meesteres in gifmengmanieren,- die met haar hoererijen volkeren verkoopt, hele families met haar gifmengmanieren;
|
3:5 | zie mij hier tegen jou!, is de tijding van de Ene, de Omschaarde, ik zal je zomen optillen, je ontbloten tot over je aanschijn; ik zal volkeren je naaktheid laten zien, koninkrijken je smaad;
|
3:6 | ik zal vuilnis over je werpen en de gek met je steken; ik zet je te kijk;
|
3:7 | geschieden zal het dat al wie jou ziet van je zal wegfladderen en zal zeggen: Ninevee is overweldigd, wie zal voor haar hoofdschudden?- vanwaar moet ik troosters voor jou zoeken?
|
3:8 | Ben jij beter dan No Amon, zij die gezeten is aan de stromen met wateren rondom haar?- wier voorwal een zee is, uit die zee rijst haar muur;
|
3:9 | Koesj was haar stevigheid, met Egypte, en er was geen einde aan; Poet en de Libiërs zijn haar ter hulpe geweest;
|
3:10 | toch is zij ter ballingschap gegaan, in kerkering: toch zijn haar zuigelingen verpletterd op de kop van alle straten; over haar meest geëerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in ketenen geklonken.
|
3:11 | Ook jíj zult dronken worden, in onmacht vallen; ook jíj zult een veste moeten zoeken voor een vijand;
|
3:12 | al je bolwerken zijn vijgenbomen met te vroege vruchten: als ze worden geschud vallen ze een eter in de mond!-
|
3:13 | zie, die manschap van jou, vróuwen zijn dat in je midden, voor je vijanden staan de poorten van je land open en open; een vuur zal je sluitbalken wegvreten;
|
3:14 | schep voor jezelf water voor in die benauwing en versterk je bolwerken; kom in de klei en trap in de leem, maak de sterkste baksteen!-
|
3:15 | toch zal daar een vuur je wegvreten, een zwaard zal je neermaaien, je wegvreten als de langpootkever!- maak je zo zwaar als de langpoot, maak je zo zwaar als de sprinkhaan,
|
3:16 | maak kooplui talrijker dan de sterren aan de hemel,- de langpoot vervelt en vliegt weg!-
|
3:17 | je gekroonden zijn als de sprinkhaan, je satrapen als ‘haantje hooghaan’,- die op een koude dag legeren op de muren; en gloort de zon dan fladdert hij weg, woonplaats onbekend; waar ze blijven?
|
3:18 | Je herders zijn ingedommeld, koning van Asjoer, je geweldigen slapen,- uitgestrooid zijn ze, jouw manschap, over de bergen en geen die ze bijeengaart;
|
3:19 | er is geen genezing voor je breuk, doodziek is je slagplek; allen die het ongehoorde over jou horen klappen over jou in de hand, want over wie is jouw kwaad níet voortdurend gegaan? |
| Lees hoofdstuk 2 | Lees hoofdstuk 4 |