14:1 | Het geschiedt als hij komt in het huis van zomaar een van de oversten der Farizeeërs, op sabbat, om het brood te eten, dat zij hem zijn gaan beloeren.
|
14:2 | En zie, zomaar een mens, een waterzuchtige, is daar vóór hem geweest;
|
14:3 | ten antwoord zegt Jezus tot de wetgeleerden en Farizeeërs,- hij zegt: is het geoorloofd, op sabbat genezen?- of niet?
|
14:4 | Maar zij blijven stil. Hij neemt hem vast en heelt hem, dan laat hij hem los.
|
14:5 | Hij zegt tot hen: als bij zomaar iemand van u een zoon of een os in een put valt, zal hij hem niet onmiddellijk omhoogtrekken, op de dag van de sabbat?
|
14:6 | En zij zijn niet sterk genoeg om op deze dingen te antwoorden.
|
14:7 | Maar hij heeft tot de geroepenen een zinnebeeld gezegd, opmerkend hoe zij de voorste aanligplaatsen verkozen, zeggend tot hen:
|
14:8 | wanneer je door zomaar iemand naar een bruiloft wordt geroepen, ga dan niet neerliggen op de voorste aanligplaatsen,- opdat er niet een voornamer dan jij door hem is geroepen,
|
14:9 | en bij zijn komst hij die ook jou riep tot jou zal zeggen geef een plaats aan hém!, en jij dán eraan moet beginnen in schaamrood de laatste plaats te bezetten!-
|
14:10 | nee, wanneer je geroepen bent, val dan, als je erheen gaat, neer op de laatste plaats, want dan zal hij die je geroepen heeft wanneer hij aankomt tot jou zeggen: vriend, wil opklimmen!- hogerop!- dán zal er voor jou glorie zijn voor het aanschijn van allen die mét jou aanliggen,
|
14:11 | omdat al wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd!
|
14:12 | Maar hij heeft ook gezegd tot wie hem had geroepen: wanneer je een middag- of avondmaaltijd aanricht, vraag dan niet je vrienden, broers, naastgeborenen en buren die rijk zijn, opdat niet ook zij op hun beurt jou roepen en aan jou een teruggave geschiedt;
|
14:13 | nee, wanneer je een gastmaal aanricht, roep dan armen, kreupelen, lammen, blinden;
|
14:14 | en zalig zul je zijn, omdat zij niets hebben om aan jou terug te geven: het zal immers teruggegeven worden in de opstanding der rechtvaardigen!
|
14:15 | Maar als zomaar iemand van wie mee-aanliggen deze dingen hoort, zegt hij: zalig al wie het brood zal eten in het koninkrijk van God!
|
14:16 | Maar hij zegt tot hem: zomaar een mens heeft een grote avondmaaltijd aangericht; hij roept er vélen
|
14:17 | en op het uur van de avondmaaltijd zendt hij zijn dienaar uit om tot de geroepenen te zeggen: komt, omdat het reeds gereed is!-
|
14:18 | dan beginnen zij eenparig zich allen te verontschuldigen; de eerste zegt tot hem: ik heb een akker gekocht en ik moet nodig er op uit gaan om die te bezien ik vraag je: houd mij voor verontschuldigd!-
|
14:19 | een ander zegt: ik heb vijf spannen ossen gekocht en ik vertrek om die te keuren; ik vraag je: houd mij voor verontschuldigd!-
|
14:20 | een ander zegt: ik heb een vrouw getrouwd en daardoor ben ik niet bij machte te komen!-
|
14:21 | als de dienaar aanlandt doet hij zijn heer van deze dingen kond; dán zegt de huiseigenaar woedend tot zijn dienaar: ga met haast uit naar de pleinen en straten van de stad,- en de armen, kreupelen, blinden en lammen, leid die hier binnen!-
|
14:22 | als de dienaar zegt: heer, geschied is wat je opdroeg en nóg is er plaats!,
|
14:23 | zegt de heer tot de dienaar: ga uit naar de wegen en stegen en dwing ze om binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt!-
|
14:24 | want ik zeg u: niemand van die mannen die geroepen waren zal van mijn avondmaaltijd proeven!
|
14:25 | Maar: talrijke scharen zijn met hem meegetrokken; hij keert zich om en zegt tot hen:
|
14:26 | als iemand tot mij komt en niet zijn vader, moeder, vrouw, kinderen, broers, zussen, ja, zelfs ook zijn eigen lijf-en-leven haat, kan hij geen leerling van mij wezen!-
|
14:27 | al wie niet zijn eigen kruis draagt en mij achterna komt, is niet bij machte om leerling van mij te wezen;
|
14:28 | want zomaar een uit u die een toren wil bouwen, zal hij niet eerst gaan zitten en de besteding berekenen,- of hij genoeg heeft ter afwerking?-
|
14:29 | opdat niet wanneer hij een fundament legt en niet in staat is hem te voltooien, allen die dat aanschouwen zullen beginnen hem te bespotten
|
14:30 | en zeggen: deze mens begon te bouwen en was niet in staat hem te voltooien!-
|
14:31 | of zomaar een koning die vertrekt om met een andere koning samen te treffen voor een oorlog, zal hij niet eerst gaan zitten en zich beraden of hij bij machte is met tien duizendtallen hem te ontmoeten die met twintig duizendtallen op hem afkomt?-
|
14:32 | maar zo niet, dan zal hij als hij nog ver weg is een afvaardiging uitzenden en vragen naar wat tot vrede leidt;
|
14:33 | welnu, zo geldt voor een ieder van u: wie niet afscheid neemt van al wat hemzelf toebehoort is niet bij machte mijn leerling te wezen!-
|
14:34 | welnu, kostelijk is het zout, maar als zelfs zout flauw wordt, waarmee moet er dan afgewerkt worden?-
|
14:35 | op land kan het niet terecht en op een mestvaalt ook niet: buiten werpen ze het weg!- wie oren om te horen heeft moet horen!
|
| Lees hoofdstuk 13 | Lees hoofdstuk 15 |